H2 paragraaf 4


Vul de gaten in. Druk dan op "controleren" om je antwoorden te controleren.
Door de -wind hebben we in Nederland vaak te maken met wind en regen. De westenwind komt van de en is dus nat. In de zomer is die wind , want het zeewater heeft een temperatuur van ongeveer 18 graden. Bij westenwind valt de zomer vaak een beetje tegen. In de winter zorgt de westenwind ervoor dat het niet zo wordt. Het zeewater heeft dan een temperatuur van 5 of 6°C. het vriest dan niet in Nederland. Daardoor kunnen op nieuwjaarsdag veel mensen een duik nemen in de Noordzee. Op dagen dat de wind uit het zuidwesten komt, kan het de hele dag zwaarbewolkt zijn. Vaak zal het langdurig regenen. Als de wind uit het noordwesten komt, hebben we ook te maken met regen, maar dan vooral met buien. Tussen de buien door kan de zon schijnen. In de winter zijn dit vaak sneeuwbuien. Er waait in Nederland een westenwind als er in het zuiden een -gebied ligt en als er ten noorden van Nederland een -gebied is.

De meeste mensen houden van de zon. Hoe meer zon, hoe mooier. Maar zonnig weer zegt niets over de . In de zomer is zonnig weer vaak erg warm. In het binnenland kan de temperatuur oplopen tot 25 graden of meer. Aan de kust, waar het zeewater 18° is, voelt dat heel prettig. Maar in de winter is zonnig juist heel erg . Er zijn geen wolken, dus de warmte die er is, verdwijnt heel snel. Het land koelt dan snel af. Een paar nachten met deze lage temperatuur en je kunt schaatsen. Zonnig weer hebben we in Nederland als er een -gebied in de buurt is. Het kan zijn dat het hogedrukgebied boven Nederland ligt, maar het hogedrukgebied kan ook te noorden van Nederland liggen. In dat geval waait er in Nederland een oostenwind. In de winter is die koud en droog, in de zomer is die warm en droog.

Als je zelf een weersverwachting wilt maken, heb je natuurlijk een lege kaart nodig, bijvoorbeeld van West-Europa en een deel van de Atlantische Oceaan. Het weer is te groot om alleen voor Nederland te bekijken. Daarna moet je allerlei gegevens verzamelen. Op een weerkaart moet in ieder geval de opgenomen zijn. Die gegevens worden een paar keer per dag op honderden weerstations in binnen- en buitenland opgenomen. Alle temperaturen worden op een grote kaart geschreven. Dat is dezelfde werkwijze als bij de isobaren. Als dat gedaan is, worden lijnen getrokken tussen plaatsen die dezelfde temperatuur hebben. Die lijnen heten . Heel belangrijk bij een weersverwachting is de vraag waar de vandaan komt. Die pijltjes kun je op de kaart zetten als je de luchtdrukverdeling kent. Daarvoor gebruik je een kaart met isobaren. Vaak zul je daarin het hogedrukgebied herkennen dat bij Afrika ligt en het lagedrukgebied van IJsland. Ten slotte moet een weersverwachting aangeven of het gaat regenen of dat het droog blijft. Ook dat heeft te maken met de herkomst van de lucht. Lucht die van komt, is meestal vochtig.

Een weerkaart lijkt vaak erg ingewikkeld, omdat er veel gegevens op staan (bron 5). Toch kun je zo’n kaart best lezen. Je moet alleen stap voor stap te werk gaan. De die je op een weerkaart ziet, geven de temperatuur aan. De rode kleur geeft de hoogste temperatuur aan. Door met kleuren te werken, zie je een duidelijk verschil tussen Noord- en Zuid-Europa. Op de kaart zie je . Dat zijn dunne, zwarte lijnen. Het zuiden van Noorwegen en Zweden liggen binnen de isobaar van 1030 hPa. Hier ligt dus een hogedrukgebied. Bij IJsland ligt een lagedrukgebied. De zonnetjes en wolken op de weerkaart sluiten aan bij de luchtdrukverdeling. Waar de luchtdruk het hoogst is, schijnt de zon. In gebieden waar de luchtdruk wat lager is, zie je wolkjes verschijnen. Voor een goede weersverwachting kijk je naar de fronten. Aan de kleur in bron 5 kun je zien of het een warmtefront is of een koufront. De driehoekjes en bolletjes laten zien in welke richting het zich beweegt. Je zie bijvoorbeeld dat het koufront ten zuiden van IJsland opschuift in de richting van Schotland en Ierland.

2.4bron5.jpg

Op ruimtefoto’s kun je heel goed zien waar bewolking is en waar het onbewolkt is. Als de bewolking dichterbij komt, kan het gaan regenen. Maar wanneer komt de bewolking en hoe hard gaat het dan regenen? Om dat vast te stellen, werkt het KNMI met de buienradar. Vanuit een koepel op het KNMI-terrein worden voortduren in alle richtingen signalen uitgezonden. Die signalen worden teruggekaatst door en door neerslag. Het KNMI vangt deze gegevens op en verwerkt ze in computers. Door dit regelmatig te herhalen, is de verplaatsing van de wolken te volgen. Op de site van het KNMI, maar ook op de site van buienradar.nl kun je dat goed zien. Op sommige dagen laten de beelden geen bewolking zien. Maar als je naar buiten kijkt, zijn er wel wolken. Dunnen en kleine wolken worden door de buienradar niet altijd gezien. Zware regenbuien ziet de radar wel aankomen. Hoe de kleur op de kaart, hoe zwaarder de buien.