H2 paragraaf 3


Vul de gaten in. Druk dan op "controleren" om je antwoorden te controleren.
Het fijne stof uit de Sahara kan alleen naar Nederland geblazen worden als het hard waait en als de wind uit het komt. (bron 2).
Dat is niet elke dag het geval. Hoe komt het dan dat het op sommige dagen hard waait en op andere dagen niet?
Het waait meestal hard in de buurt van -gebieden. De lucht die hier naar boven gaat, moet weer aangevuld worden.
Vanuit alle richtingen stroomt de lucht naar het lagedrukgebied toe. Soms waait die wind heel hard. Het waait ook hard als een
lagedrukgebied en een hogedrukgebied dicht bij elkaar liggen. Je weet misschien dat er in een grote overstroming was in
Zuidwest-Nederland. Toen lag een hogedrukgebied bij Ierland en een lagedrukgebied bij Denemarken. Voor luchtdrukgebieden is dat
dicht bij elkaar. Het stormde toen heel hard. Ten slotte waait het hard als er een verschil is tussen een lagedrukgebied en een
hogedrukgebied. Bij de overstroming van 1953 was dat 1030 hPa voor het hogedrukgebied en 980 hPa voor het lagedrukgebied.
Als deze getallen dichter bij elkaar liggen, is de wind zo hard.

2.3bron2.jpg

Als je het weer in Europa bekijkt, zie je grote . Vaak is het in het zuiden , terwijl in het noorden de temperatuur veel lager is.
Ergens boven Europa of boven de Atlantische Oceaan botsen vaak twee verschillende soorten lucht tegen elkaar.
De grens tussen twee verschillende soorten lucht noem je een . liggen meestal niet stil, maar verplaatsen zich. Soms is de warme lucht zo sterk dat de koude lucht verdreven wordt. Als dat gebeurt, hebben we te maken met een . Op een kaart is dit een lijn met . Die bolletjes geven de aan waarin het front zich verplaatst. Het is ook mogelijk dat de koude lucht de sterkste luchtsoort is. Dan verdwijnt de warme lucht en de temperatuur. We hebben dan te maken met een . Op een weerkaart tekenen we dat als een lijn met . Ook hier geven de figuurtjes de richting aan waarin het front zich verplaatst (bron 3).

2.3bron3.jpg

Bij een front botsen koude lucht en warme lucht op elkaar. Doordat de koude lucht zwaar is, zakt deze naar beneden. Warme lucht weegt minder en gaat omhoog. Door die stijging koelt de warme lucht af. Het vocht dat in de warme lucht zit, gaat dan . Er ontstaan wolken en het kan gaan . Neerslag die zo ontstaat, noemen we neerslag. Een front geeft bijna altijd bewolking en neerslag. Precies op de grens waar de warme en koude lucht elkaar raken, gebeurt nog meer. Koude lucht die naar beneden zakt, kan soms door de warme lucht een duw omhoog krijgen. Soms kun je dat horen: dat is .

Hoog in de lucht is het koud. De lucht kan daar niet zo goed vocht vasthouden. Er ontstaan kleine druppeltjes. Als die groter worden, gaan ze vallen. Dan regent het. Maar op grote hoogte is de temperatuur heel erg laag, soms meer dan 20 graden onder nul. De wolken die daar hangen, bestaan allemaal uit ijsdeeltjes. Als deze ijsdeeltjes gaan vallen, smelten ze. Ook dan valt er regen. Als deze kleine ijsdeeltjes aan elkaar plakken en niet smelten, dan valt er . Soms is de lucht heel erg in beweging. Kleine ijsdeeltjes die uit een wolk naar beneden vallen, kunnen dan weer naar boven geschoten worden. Het is net een grote flipperkast. De ijsblokjes die naar boven worden geschoten, koelen daarbij sterk af. Rond het ijsblokje komt een nieuw laagje ijs. Dit brokje ijs kan opnieuw gaan vallen, maar daarbij nog een keer omhoog geschoten worden. Zo kunnen kleine stukjes ijs groeien tot met afmetingen van 5 cm of meer. Als je zo’n hagelsteen open zou snijden, kun je tellen uit hoeveel laagjes hij bestaat. Dat aantal zegt hoeveel keer de hagelsteen is gevallen en weer omhoog is geschoten.

De kracht van de wind wordt ingedeeld volgens de schaal van . Deze schaal loopt van 1 tot 12. Bij windkracht 1 is het windstil. Windkracht 3 of 4 is mooi weer om te gaan zeilen. Bij windkracht 9 is er sprake van . De wind waait dan gemiddeld met een snelheid van 75 km per uur. Daarbij kunnen takken van de bomen breken. Bij windkracht 12 is sprake van een . Dan waait de wind gemiddeld harder dan 117 km per uur. Bij rukwinden kan het tijdelijk nog harder waaien, soms wel met 200 km per uur. Die rukwinden kunnen behoorlijk veel schade veroorzaken.