H1 paragraaf 1


Vul de gaten in. Druk dan op "controleren" om je antwoorden te controleren.
Je kunt uitrekenen wat alle mensen in een land samen verdienen. In het jaar 2007 was dat in China ruim 3250 dollar. Nederland had in dat jaar een inkomen van 768 miljard dollar. Het lijkt dus of China rijker is dan Nederland. Maar in China wonen wel 80 keer zoveel mensen. Om China en Nederland goed met elkaar te kunnen vergelijken, moet je het inkomen per inwoner uitrekenen. Dat doen we meestal in Amerikaanse dollars of in euro’s. dan komt er voor elke Nederlander een bedrag te voorschijn van ruim 46.000 dollar en voor elke chinees 2.700 dollar. Dat gemiddelde inkomen per jaar is het bruto product per inwoner, kortweg bnp per inwoner. Je mag ook de naam bruto binnenlands product of bbp gebruiken.

De Wereldbank neemt tegenwoordig een inkomen van 1,25 dollar per dag als . Van dat geld zou je menswaardig moeten kunnen leven. Je snapt direct dat je van 1,25 dollar, dat is ongeveer 1 euro, in Nederland niet veel kunt kopen. De hoeveelheid artikelen die je met een bepaalde hoeveelheid geld kunt kopen, noem je . Die is in elk land anders. In sommige arme landen betaal je voor een complete maaltijd net zo veel als in Nederland voor een toetje. Het bnp zegt niets over de koopkracht. Dat is dus een nadeel. Een tweede nadeel is dat het bnp maar een is. Niet iedereen in een rijk land heeft een hoog inkomen. En in de arme landen wonen ook rijke mensen.

Nederland hoort tot de landen met hoge inkomens. Een rijk land als Nederland heet ook wel een land, want welvaart is een ander woord voor rijkdom. In bron 2 zie je een indeling van de wereld in meer en minder welvarende landen. De landen met hoge inkomens liggen vooral in het en de arme landen liggen vooral in het . Daarom het de verdeling van de wereld in arme en rijke landen ook wel de noord-zuidtegenstelling. Deze arme landen worden ook wel de wereld genoemd of ontwikkelingslanden. Maar als je de arme landen nauwkeuriger bekijkt, dan zie je dat veel landen in het zuiden niet zo heel erg arm zijn. Ze hebben een . De naam wordt tegenwoordig vooral voor de allerarmste landen gebruikt.

Natuurlijk kun je zonder geld niet leven, maar voor een goed leven is meer nodig dan geld. Daarom kijken we niet alleen naar welvaart, maar ook naar . Belangrijk daarbij zijn de basisbehoeften. Basisbehoeften zijn zaken die iedereen nodig heeft om menswaardig te leven. Voorbeelden daarvan zijn voeding, huisvesting, en gezondheidszorg.

Deskundigen van de Verenigde Naties (VN) meten elk jaar de basisbehoeften. Voor de gezondheidszorg kijken ze dan naar het aantal inwoners per arts. In Angola heeft elke arts ongeveer 20.000 patiënten. Dat is heel veel, meer dan tien keer zoveel als in Nederland. Er zijn in Angola mensen die nooit van hun leven naar een arts gaan. De dokter woont te ver weg, of ze hebben geen geld om een behandeling te betalen.

Voor het onderwijs in een land kijk je naar het aantal mensen dat niet kan lezen en schrijven, het .

Voeding meet je met de eiwitconsumptie. Als de mensen in een land minder dan 55 gram eiwit per persoon per dag gebruiken, dan is de voedselsituatie in dat land slecht.

De VN meet ook het bnp, want je hebt nu eenmaal geld nodig om de basisbehoeften te betalen.
Als al deze dingen gemeten zijn, krijgt een land een cijfer tussen 0 en 1. Met die cijfers heeft de VN een lijst van landen gemaakt. Dat is de of VN-index. Landen met een cijfer van 0,800 en hoger hebben een hoog welzijn. Landen met een cijfer lager dan 0,500 hebben een laag welzijn. Het welzijn van landen met een uitkomst van 0,500 tot en met 0,799 is gemiddeld.

In de meeste arme landen is er een groot verschil tussen een kleine groep rijke mensen, de , en een grote groep arme mensen. De elite heeft veel macht. Tot de elite horen ministers, officieren in het leger en directeuren van bedrijven. Behalve verschillen tussen mensen, zijn er ook verschillen tussen gebieden. Het rijkste en meest ontwikkelde deel van een land is het . Mensen die hier wonen en werken, nemen belangrijke beslissingen. Hier vind je de regering en hier zijn veel hoofdkantoren van bedrijven. Het centrum van een land bestaat altijd uit één of meerdere steden. Meestal ligt ook de in het centrum. Op het platteland wonen niet zoveel mensen. De invloed van dit gebied is veel dan die van het centrum.