Mensen en bedrijven die producten rechtstreeks uit de levende natuur halen. | | |
Mensen en bedrijven die van grondstoffen een product maken. | | |
De dienstverlening | | |
Het maken van een product gebeurt vooral met de hand. | | |
De hoeveelheid goederen die iemand in een bepaalde tijd maakt. | | |
Productie die voor een groot deel door machines gedaan wordt. | | |
De invoer: goederen die een land koopt van een ander land. | | |
De uitvoer: goederen die een land verkoopt aan een ander land. | | |
Onbewerkte producten uit de primaire sector en de mijnbouw. | | |
Een industrieproduct dat door een ander bedrijf verder verwerkt wordt tot een eindproduct. | | |
Een product dat klaar is voor gebruik door de klant. | | |
De uitvoer van slechts één of enkele producten. | | |
Een land moet meer goederen exporteren om dezelfde import als vroeger te kunnen betalen. | | |