Hoofdstuk 1 Aarde en kaart

paragraaf 2, tekst D, E, Extra

Vul de gaten in. Druk dan op "controleren" om je antwoorden te controleren.
Hoofdstuk 1 Paragraaf 2 Tekst D, E en EXTRA

TEKST D

Je kunt over de aarde heel veel breedtecirkels en heel veel lengtecirkels tekenen. Maar hoe houd je ze uit elkaar? Het is natuurlijk mogelijk om alle cirkels een naam te geven, maar veel eenvoudiger is het om ze een nummer te geven. Bij breedtecirkels beginnen we te tellen bij de . Deze lijn heeft nummer 0 (nul). Daarna tel je verder. Hoe verder je van de evenaar vandaan bent, hoe het nummer wordt. De hoogste nummers hebben de en de zuidpool. De noordpool ligt op het noordelijk halfrond en wel op ° NB (90 graden noorderbreedte). De zuidpool ligt op 90°ZB (90 graden ).
Bij de komt het getal 0 bij de lijn die door Greenwich loopt. Hoe verder je van deze nullijn vandaan komt, hoe groter de getallen worden. Plaatsen op het oostelijk halfrond liggen op OL (oosterlengte). Dat geldt bijvoorbeeld voor alle plaatsen in Nederland. Plaatsen in Amerika liggen allemaal op (WL). Met een breedtecirkel en een lengtecirkel kun je van elke plaats op de aarde aangeven waar die ligt. Arnhem bijvoorbeeld ligt op 52° NB en 6° OL. Dit zijn de van Arnhem.

TEKST E

Coördinaten kun je overal in de wereld gebruiken. Niet alleen op land, maar ook op zee en in de . De combinatie van een breedtecirkel en een lengtecirkel is uniek. Er zijn nooit twee plaatsen die dezelfde coördinaten hebben. Ze geven de ligging van een plaats aan. In de praktijk werken we vaak met relatieve ligging. Dat geeft aan hoe een plaats ligt in combinatie met een andere plek. Scheveningen ligt aan de kust. Groningen ligt in het noorden van Nederland. Je weet dan niet waar die plaatsen liggen. Toch weet je iets van de .

TEKST EXTRA

Een kaart van Nederland is altijd dan de werkelijkheid. Als je een kaart bekijkt en je wilt de afstand tussen twee plaatsen weten, moet je dus rekenen. Dat kan op twee manieren. Bij veel kaarten staat ergens in de hoek een . Dat is een lijntje van een paar centimeter lengte. Daar staat bij hoe groot die afstand op de kaart is. De tweede mogelijkheid is dat je gaat werken met de . Op een kaart staat bijvoorbeeld 1 : 400.000.
Je spreekt dat uit als 1 op 400.000. Dat betekent dat het gebied op de kaart in werkelijkheid 400.000 keer is. Als je op deze kaart met een liniaal de afstand meet tussen bijvoorbeeld Rotterdam en Utrecht, zie je dat deze steden daar 10 cm uit elkaar liggen. De echte afstand tussen deze plaatsen is dan x 400.000 cm. Dat is 4.000.000 of 40 .