Hoofdstuk 1 Aarde en kaart

paragraaf 2, tekst A, B, C

Vul de gaten in. Druk dan op "controleren" om je antwoorden te controleren.
Hoofdstuk 1 Paragraaf 2 Tekst A, B en C

TEKST A

Hetzelfde probleem als met de lekke bal hebben we ook met de aarde. Het is een bol zonder en zonder achterkant. Daardoor is het moeilijk om aan te geven waar iets ligt. Gelukkig zijn er vaste punten. Dat zijn de uiteinden van de , de Noordpool en de . En precies op de helft daarvan loopt de (bron 1). Als je op de evenaar staat, ben je even ver van de Noordpool vandaan als van de Zuidpool. Op deze manier wordt de wereld in twee gelijke delen verdeeld: het noordelijk halfrond en het halfrond.

TEKST B

De evenaar is een grote cirkel die helemaal rond de aarde gaat. hieraan hebben de mensen andere lijnen getrokken. Het zijn denkbeeldige lijnen; je kunt ze alleen op een tekening of op zien. Door deze lijnen lijkt het of de aarde in dunne plakjes wordt gesneden (bron 2). Deze evenwijdige lijnen noemen we . De is de grootste breedtecirkel. Hoe je bij de pool komt, hoe kleiner de breedtecirkels worden.

1.2 bron 2.JPG

TEKST C

Je hebt een afspraak met iemand in de stad. In de Nieuwstraat, om precies te zijn. Maar dat is lastig, want deze straat is vrij lang en er is veel verkeer. Je moet dan goed zoeken voordat je je afspraak treft. Het is veel duidelijker als je nog een tweede straatnaam zou weten, bijvoorbeeld Nieuwstraat, op de hoek met de Koningslaan. Op dezelfde manier werkt de plaatsbepaling op aarde. Het is lastig om een plaats te vinden als je alleen weet dat die plaats op de evenaar ligt. De evenaar heeft namelijk een van 40.000 en dat is erg lang. Je moet dus nog een tweede lijn gebruiken. Daarvoor hebben we over de aarde denkbeeldige lijnen getrokken tussen de Noordpool en de Zuidpool. Die lijnen noemen we (bron 3). Lang geleden is afgesproken dat we deze lengtecirkels laten beginnen bij de lijn die door (bij Londen) loopt. Deze lijn verdeelt de wereld in het halfrond en het westelijk halfrond.

1.2 bron 3.JPG